De emelt is de larve van de langpootmug. De emelt is polyfaag (heeft veel waardplanten). De schade ontstaat doordat jonge kiemplantjes worden aangevreten door de larven. Meestal worden de ondergrondse stengeldelen aangevreten, maar de emelt kan ook aan de bovengrondse stengels en bladeren knabbelen.
Remedie: Als je iedereen een plaatsje gunt in de tuin, krijg je ook veel hulp bij het in toom houden van plagen. Hoe vervelend de mollengangen en hopen in de tuin ook zijn, het is wel de mol die graag emelten verorbert.
Aaltjes in de grond helpen tegen emelten en ook vogels eten emelten, maar veroorzaken op zichzelf natuurlijk ook weer schade.
De fazant is een veel geziene gast op onze tuin. De fazant leeft voornamelijk van insecten, hagedisssen en soms muizen, zaden en aas. Wist je dat ze in de bomen slapen? Op de tuin slapen ze ook in de pergola, tussen de rozen en ligustertakken in, weer eens wat anders, om die zo ’s morgens vroeg aan te treffen.
Op de linker foto kun je aan de kleuren goed zien dat het hier om een mannetje gaat.
Rechts op de foto de fazant hen.
De gaai, vroeger de Vlaamse gaai, is een echte schreeuwlelijk. Je hoort hem voortdurend krassen in de winter, maar in het broedseizoen is hij stil. Op de tuin zien we hem maar af en toe.
Gaaien eten ’s zomers voornamelijk insecten en eieren en jongen van zangvogels. ’s Winters leven ze van eikels, beukennootjes, granen (mais) en fruit.
Dat een gaai ook van slakken houdt zie je op de rechter foto, waar hij met smaak een slakkenhuisje kraakt en de slak opeet. Dat de gaai slakken als delicatesse eet bleek na ongeveer 8 slakken gegeten te hebben, toen begon de gaai heel zachtjes te zingen.
Voorkomen
Een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de soort weinig waargenomen in het noorden en westen van het land, maar sinds die tijd heeft de gehakkelde aurelia zich steeds verder uitgebreid.
Habitat
Bosranden, open plekken in het bos, parken en tuinen.
Waardplanten
Vooral grote brandnetel; ook hop, iep, ribes en wilg.
Bij jonge bomen is de snoei erop gericht om per niveau ongeveer 3 of 4 goede gesteltakken (stevige horizontale takken) te kweken. Eventueel kun je tijdelijk wat klein hout met vruchtknoppen laten staan en dit een jaar later wegknippen. Gesteltakken gaan in principe het hele leven van de vruchtboom mee en bepalen grotendeels de vorm van de boom.
De kwaliteit van je grond is een zeer belangrijke factor voor een gezonde en geslaagde teelt in de moestuin. Het is daarom belangrijk om goed voor de grond te zorgen. Dit kunt je doen door groenbemesters in het najaar te telen. Ze worden over het algemeen na het hoofdgewas gezaaid en zorgen voor een betere bodemstructuur, houden het organische stofgehalte op peil en zorgen voor het vastleggen van stikstof.
Voorbeelden van groenbemesters zijn winterrogge, phacelia, gele mosterd en blauwe lupine (zie voor meer soorten bolster.nl en de tips voor de teelt).
In dit filmpje van Stadstuinieren wordt duidelijk uitgelegd waarom het goed is om de bodem bedekt te houden, bijvoorbeeld met groenbemesters, maar er zijn nog veel meer mogelijkheden.
Op de linker foto de groenling samen met een ringmus op de voedersilo, in het midden samen met een vink vrouwtje en rechts de groenling samen met een koolmees.
Er wordt wel eens gezegd: “Voed niet je planten maar voedt je bodem”.
Een goede grondvoorbereiding (moestuinweetjes) en basis bemesting in je moestuin zorgen voor een goede basis om jaar na jaar gezonde, voedzame groenten en prachtige bloemen te kweken.