Kenmerken
De kastanjebloedingsziekte wordt veroorzaakt door een bacterie die de bast infecteert. Hierdoor verschijnen kleine roodbruine vlekken op de bast waaruit vloeistof kan druppelen. Deze vloeistof verspreidt zich over stam en takken en geeft zwarte vlekken. Het bastweefsel wordt aangetast waardoor scheuren in de bast ontstaan. De boom probeert de ontstane wonden te overgroeien.
Mogelijke gevolgen
Bij zwaar aangetaste bomen valt de conditie sterk terug en deze zullen uiteindelijk afsterven. Verzwakte exemplaren worden vaak door honingzwam geïnfecteerd. Kastanjebomen met een goede conditie hoeven niet dood te gaan aan een infectie kunnen herstellen.
De grote kastanjeboom aan het begin van ons terrein heeft een lichte vorm van deze ziekte, maar is verder gezond, dus hoeft voorlopig nog niet gerooid te worden. De aantasting aan de bladeren in deze boom is geheel onschuldig en komt door de bladmineermot.
Bestrijding
Er is nog onvoldoende bekend over deze bacteriële infectie waardoor er nog geen bestrijdingsmethoden bekend zijn.
Links: Kastanjebloedingsziekte aan de bast van de stam. Rechts: Onschuldige aantasting van het blad door de bladmineermot
Het koolwitje (Pieris rapae of brassicae) dankt zijn naam aan de kool die ze verkozen hebben tot lievelingshabitat. Vroeg in het jaar komt hij ook voor op judaspenning en herderstasje, om zich later naar de kool te verspreiden.
De rupsen van het groot koolwitje voeden zich vooral met de buitenste koolbladeren en verorberen systematisch het bladgroen, enkel de zware nerven blijven over.
Remedie:
Door de koolplanten af te dekken met vliesdoek kun je het leggen van de eitjes voorkomen.
Door loodglans aangetaste bladeren, let op de matte, fletse kleur van het normaal helder groene blad.
Loodglansziekte komt hoofdzakelijk voor bij steenvruchten (pruimen en kersen), maar soms ook bij appel- en perenbomen. Bladeren van de geïnfecteerde bomen krijgen een melkachtige, grijsgroene glans, die veel op die van lood lijkt, vandaar de naam.
Het aangetaste blad voelt hard aan en is stijf en bros. De takken blijken bij doorsnijden bruin tot violet verkleurd te zijn.
Bij vochtig en warm weer kunnen zich op de takken de paarse vruchtlichamen ontwikkelen, die later in de herfst en de winter hun sporen verliezen. De verwekker van loodglans is de paarse korstzwam (loodglanszwam), een wondparasiet.
Gezond en gaaf hout wordt niet geïnfecteerd. De zwam kan ook leven op gesnoeid en dood hout waardoor altijd het snoeihout verwijdert dient te worden.
Remedie
Aangetaste takken moeten worden afgezaagd en verbrand. Is tevens de stam aangetast dan moet de gehele boom worden gerooid. Genezen zal de boom zeker niet. Takken met loodglans direct eruit halen anders heeft binnen 1 week de hele boom het. Rond juli treed loodglans het vaakst op.
Preventie
De loodglans ziekte dient preventief te worden bestreden. Daarvoor is het nodig dat steenvruchten bij voorkeur direct na de oogst hun wintersnoei krijgen, de snoeiwonden groeien dan gemakkelijk dicht zodat de kans op aantasting kleiner wordt. Zorg er ook voor dat de bomen goed kunnen groeien. Dit kun je bereiken met een goede bodemstructuur en een gezonde waterhuishouding.
Magnesiumgebrek komt voor in veel variëteit tussen verschillende plantensoorten. Als een magnesium gebrek optreedt, zal dit meestal laat in het seizoen gebeuren.
Een karakteristiek van magnesiumgebrek, is de vergeling van het gebied tussen de nerven van de bladeren, dat een soort van marmerachtig effect geeft. De nerven zelf, en het gebied hieromheen verkleuren niet.
Remedie:
Magnesium gift
Meikevers, foto Helen Lind (lid)
Bij ons op de tuin zie je de meikever niet zo vaak. In Brabant op de zandgrond is de meikever een ware plaag voor de moestuin (aldus mijn schoonvader). Het heeft daar geen zin meer om aardappels te proberen te telen, ze worden volledig opgegeten door deze “lieve” beestjes.
De eerste twee, drie jaar van zijn leven zit de meikever diep in de grond en heet hij engerling. De kever komt met lekker voorjaarsweer uit de grond. Je kunt ze dan massaal zien vliegen. Onder normale omstandigheden is mei de topmaand voor deze soort. Zo luidt een Brabants spreekwoord:
“Ne meikever in april, is ne zot die niet weet wat hij wil”.
Eigenlijk is een mol best nuttig in de tuin. Hij eet namelijk naast de nuttige wormen ook de schadelijke engerlingen, veenmollen, ritnaalden en emelten uit onze grond op.
Remedie:
- Graaf een fles in de mollengang, de open fles brengt een fluittoon voort.
- Trap elke dag de gang(en) dicht.
- Strooi uiensnippers of stop een teentje knoflook in de opening van elke molshoop.
- Plant keizerskronen (Fritillaria imperialis).
In periodes met warm en vochtig weer komt Monilia rot veelvuldig voor, vooral bij peren en in mindere mate bij appels en pruimen. Een aangetaste vrucht is binnen een paar dagen helemaal rot en verdroogt op den duur tot een mummie. De veroorzaker is een schimmel. In het begin stadium is het fruit soms nog te gebruiken.
De schimmel verspreidt zich door aanraking, dat kan ook door insecten zijn, want vlinders en andere insecten zijn dol op rottend fruit.
Remedie:
- Om infecties met Monilia rot te verminderen of te voorkomen is het raadzaam aangetast fruit zo snel mogelijk te plukken en aangetast valfruit af te voeren.
- Om infecties met Monilia niet alleen voor het lopende seizoen, maar ook voor het komende jaar te voorkomen is het belangrijk de mummies af te voeren omdat hier vanuit na de winter nieuwe infecties ontstaan.
- Een gezonde en goed gesnoeide boom is ook minder bevattelijk.
- Om de insecten te vriend te houden kan rot fruit (vrij van Monilia) op een schaal of in een emmer gelegd worden. Het restant kan dan aan het einde van de periode makkelijk worden afgevoerd om ziektehaarden te voorkomen.
Weetje: Monilia-rot heeft dezelfde symptomen als bacteriekanker, maar na een tijdje is er een waarneembaar verschil. Bij bateriekanker is er gomvorming en bij Monilia-rot niet.
Specht in net, foto van Helen Lind (lid)
Op de moestuin, zeker op een tuin waar geen gif gebruikt mag worden, ontkom je eigenlijk niet aan het gebruik van netten om de oogst te beschermen.
Netten over bijvoorbeeld de bessenstruiken beschermen tegen duiven en andere vogels, over de kool weert het de konijnen etc.
Uit respect voor de natuur is het wel belangrijk om gevaar voor dieren op de tuin zo veel mogelijk te voorkomen. Let er dus op dat:
- het net goed strak gespannen is
- de kleur van het net opvallend is (niet zwart)
- de mazen van het net zo klein mogelijk zijn
- het net zo snel mogelijk weer verwijderd wordt als de groente is geoogst.
“In augustus 2015, s’morgens vroeg was een klaaglijk gemiauw te horen. Wat nou weer? Ik had geen schaar bij de hand, dus ben snel terug gelopen naar mijn tuin. De kat zat strak in het gaas verstrikt. Hij was vast van plan geweest een musje te vangen. Die hing inmiddels levenloos in het net!!!! Je ziet nog zoveel ZWART- gaas op de tuinen. De dieren zien het niet. De kat was koud en slap en die heb ik dus snel mee naar mijn tuin genomen en opgewarmd. Na een uurtje warm kattevoer gegeven, dat ik voor de egels, maar die hadden even pech. De kat heeft bijna de hele dag op mijn schoot gelegen, zo hadden we het beiden lekker warm. De kater komt nog regelmatig in de tuin. Goed afgelopen dus.”
Poes in net, foto Helen Lind (lid)
De aantasting die door de perengalmug wordt veroorzaakt is ook bekend onder de naam dikkoppen. Deze naam duidt op de dikke peren vruchtjes die tijdens de zettingsperiode zichtbaar worden.
De aangetaste vruchtjes zijn dikker omdat zij vol zitten met larven van de perengalmug. Aangetaste vruchten vallen er nog voor de junirui af. De perengalmug is ongeveer 4 mm groot. Het vrouwtje heeft een lange legbuis om het binnenste van een knop te bereiken. Zij legt haar eieren in de bloemknoppen van een gemengde knop. Wanneer dikkoppen worden opengesneden zijn de witte larven (5 mm lang) duidelijk zichtbaar.
Levenswijze
De perengalmug heeft één generatie per jaar. Vanaf maart verschijnen de muggen. Deze leggen na paring hun eieren in de gemengde knoppen. In april en mei ontwikkelen de larven zich in de jonge vruchten. Begin juni vallen de aangetaste vruchten af. De larven verlaten de vruchtjes en overwinteren in een cocon in de grond van juni tot maart.
Maatregelen
Een effectieve, maar arbeidsintensieve maatregel is het verwijderen en vernietigen van dikkoppen na de zetting en voor de rui. Daarmee wordt de populatie verkleind.
Links de afgevallen vruchten na de rui in juni. Rechts een typisch dikkopje in een vroeg stadium.
PHYTHOPHTHORA BESMETTING
Een phythophthora besmetting op het tuincomplex betekent dat alle tuinders die aardappelen (en tomaten) telen verplicht zijn maatregelen te nemen. Aanpak van Phytophthora is wettelijk bepaald. De enige maatregelen die we kunnen treffen op een biologische tuin:
- Aardappelen rooien
- Alle loof verwijderen
- Alle loof van de tuin afvoeren in vuilniszakken en thuis in de grijze vuilnisbak weggooien. Dus niet bij het GFT-afval.
WAT IS PHYTOPHTHORA OFWEL AARDAPPELZIEKTE
Phytophthora is de bekendste en beruchtste aardappelziekte. Een probleem voor telers van aardappels en tomaten. Deze schimmelziekte kan een gehele aardappel- en tomatenoogst vernietigen en zich bovendien zeer snel verspreiden naar omliggende percelen. De phythophthora is een schimmelziekte die vooral bij vochtig weer snel om zich heen grijpt. De sporen van de phytophthora verspreiden zich snel via de wind.
ACHTERGROND
Aardappelziekte of phytophthora is een plantenziekte op aardappelen en tomaten die veroorzaakt wordt door de oömyceet Phytophthora infestans. Oömyceten lijken erg op schimmels maar zijn het niet, daarom worden ze wel pseudo-schimmels genoemd. Omdat deze oömyceet zich in natte zomers snel kan verspreiden, veroorzaakt deze ziekte vooral veel schade in de landen met een vochtig zeeklimaat. Naast de snelle verspreiding door de lucht kunnen de sporen via de grond de knollen aantasten. Bovendien kunnen deze sporen tot 4 jaar in de grond overleven. Vermoed wordt dat agressievere varianten zijn ontstaan, die het aardappelgewas gemakkelijker en sneller aantasten, niet alleen van boven maar ook vanuit de grond.
TE HERKENNEN AAN
Een met phytophthora besmette aardappelplant begint te ‘verkreukelen’, veroorzaakt een bruinverkleuring en afsterving van de bladeren en stengels. Ook op tomaat kan deze ziekte voor vroegtijdige afsterving zorgen. Op de aangetaste aardappelknollen verschijnen bruinachtige vlekken en uiteindelijk verrotten ze.
- De spore van aardappelziekte heeft water nodig om te kiemen bij een gematigde temperatuur. 3 tot 5 dagen na de infectie zijn kleine vlekjes zichtbaar op de bladeren, maar ook op de stengels.
- Deze vlekjes worden snel groter.
- In het begin zien deze vlekjes er waterachtig, glazig uit.
- Enkele dagen later zijn dit droge, verdorde vlekken.
- De vlekken zijn dikwijls omringd door een lichtere gele zone.
- Ook de stengels kunnen aangetast worden.
- Bij sterke aantasting en veel regen kan de infectie doorgaan tot in de knollen
BESTRIJDING
In geval van besmetting maar twee remedies zijn: ‘Spuiten met chemische middelen of al het loof eraf halen en vernietigen’. Chemische middelen gebruiken we niet op onze biologische tuin, dus wij verwijderen de zieke tomatenplanten en het zieke aardappelloof. De tomaten en het loof ter plaatse in plastic zakken stoppen en afvoeren van het tuincomplex. Gooi ziek loof nooit op de composthoop!
Gewoonlijk overwintert de ziekte in besmette knollen die achterblijven op het land. Daarom is het belangrijk dat er geen aardappelknollen in het land blijven liggen. Aardappels die per ongeluk blijven zitten en in het voorjaar weer opkomen, direct verwijderen en afvoeren.
WETTELIJKE EISEN
Voor aardappeltelers (akkerbouwers) gelden wettelijke verplichtingen voor de bestrijding van Phytophthora. Naast afvalhopen zijn phytophthora-aantastingen in het veld (zieke planten in een aardappelgewas en zieke aardappelopslagplanten) gevaarlijke verspreidingsbronnen van Phytophthora infestans. De verplichting om deze bronnen te bestrijden is al vanaf 15 april van kracht. Niet bestrijden is strafbaar. Vanaf 1 juli is alle aardappelopslag vanaf een bepaalde omvang strafbaar. Er is dan sprake van een overtreding als op een (deel van een) perceel gemiddeld meer dan twee planten per vierkante meter staan. Het perceel(sgedeelte) waarop zich de opslag bevindt moet minstens 0,3 hectare groot zijn. De NAK is door het Productschap voor de Akkerbouw aangewezen als toezichthouder en controleert of er sprake is van een strafbare situatie. Het is niet geheel duidelijk te achterhalen wat de eisen voor volkstuinen en tuinverenigingen zijn, maar elk risico voor besmetting van de professionele teelt moet worden tegengegaan.