De gaai, vroeger de Vlaamse gaai, is een echte schreeuwlelijk. Je hoort hem voortdurend krassen in de winter, maar in het broedseizoen is hij stil. Op de tuin zien we hem maar af en toe.
Gaaien eten ’s zomers voornamelijk insecten en eieren en jongen van zangvogels. ’s Winters leven ze van eikels, beukennootjes, granen (mais) en fruit.
Dat een gaai ook van slakken houdt zie je op de rechter foto, waar hij met smaak een slakkenhuisje kraakt en de slak opeet. Dat de gaai slakken als delicatesse eet bleek na ongeveer 8 slakken gegeten te hebben, toen begon de gaai heel zachtjes te zingen.
Voorkomen
Een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de soort weinig waargenomen in het noorden en westen van het land, maar sinds die tijd heeft de gehakkelde aurelia zich steeds verder uitgebreid.
Habitat
Bosranden, open plekken in het bos, parken en tuinen.
Waardplanten
Vooral grote brandnetel; ook hop, iep, ribes en wilg.
Bij jonge bomen is de snoei erop gericht om per niveau ongeveer 3 of 4 goede gesteltakken (stevige horizontale takken) te kweken. Eventueel kun je tijdelijk wat klein hout met vruchtknoppen laten staan en dit een jaar later wegknippen. Gesteltakken gaan in principe het hele leven van de vruchtboom mee en bepalen grotendeels de vorm van de boom.
Nadat de bacterie die de gomziekte veroorzaakt de bast heeft geïnfecteerd, ontstaan er kankers op deze plaatsen. Als reactie op de aantasting vormt de boom een gom die de bacteriën naar buiten duwt. Dit geeft het herkenbare beeld van de uittredende slijmerige vloeistof.
Mogelijke gevolgen
Door aantasting met de gomziekte kunnen twijgen worden geringd en uiteindelijk afsterven. Tevens kunnen de bladeren geïnfecteerd raken. Dit uit zich eerst in kleine gele vlekjes op het blad die later gaatjes worden.
Bestrijding
Het bestrijden of het beperken van de aantasting kan door het verwijderen van aangetaste takken. Deze takken niet op de composthoop leggen, maar thuis in de zwarte container afvoeren.
Na het snoeien dient het snoeigereedschap ontsmet te worden, je kunt dit bijvoorbeeld doen met een schone doek met spiritus.
De kwaliteit van je grond is een zeer belangrijke factor voor een gezonde en geslaagde teelt in de moestuin. Het is daarom belangrijk om goed voor de grond te zorgen. Dit kunt je doen door groenbemesters in het najaar te telen. Ze worden over het algemeen na het hoofdgewas gezaaid en zorgen voor een betere bodemstructuur, houden het organische stofgehalte op peil en zorgen voor het vastleggen van stikstof.
Voorbeelden van groenbemesters zijn winterrogge, phacelia, gele mosterd en blauwe lupine (zie voor meer soorten bolster.nl en de tips voor de teelt).
In dit filmpje van Stadstuinieren wordt duidelijk uitgelegd waarom het goed is om de bodem bedekt te houden, bijvoorbeeld met groenbemesters, maar er zijn nog veel meer mogelijkheden.
Op de linker foto de groenling samen met een ringmus op de voedersilo, in het midden samen met een vink vrouwtje en rechts de groenling samen met een koolmees.
Vinkvrouwtje met groenling, foto Helen Lind (lid)
Ringmus en groenling, foto Helen Lind (lid)
Groenling en koolmees, foto Helen Lind (lid)
Groenling ouder met aan beide kanten een jong in de avondzon, foto Helen Lind (lid)
Er wordt wel eens gezegd: “Voed niet je planten maar voedt je bodem”.
Een goede grondvoorbereiding (moestuinweetjes) en basis bemesting in je moestuin zorgen voor een goede basis om jaar na jaar gezonde, voedzame groenten en prachtige bloemen te kweken.